00:02:57
In het eerste jaar van Cyrus,
de koning van Perzië...00:03:00
00:03:00
zette Jehovah
koning Cyrus van Perzië ertoe aan...00:03:03
00:03:03
om in heel zijn koninkrijk een besluit
bekend te laten maken...00:03:06
00:03:06
dat hij ook liet opschrijven.00:03:08
00:03:08
Hierdoor zou Jehovah’s woord
gesproken door Jeremia vervuld worden.00:03:12
00:03:12
Het besluit luidde:00:03:14
00:03:14
Dit zegt koning Cyrus van Perzië:00:03:18
00:03:18
Jehovah, de God van de hemel...00:03:20
00:03:20
heeft mij alle koninkrijken
van de aarde gegeven...00:03:24
00:03:24
en hij heeft mij opgedragen een huis voor hem
te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda ligt.00:03:31
00:03:31
Laat iedereen onder jullie die bij zijn volk hoort
– mag zijn God met hem zijn...00:03:35
00:03:35
naar Jeruzalem in Juda gaan
om het huis te herbouwen van Jehovah...00:03:40
00:03:40
de God van Israël – hij is de ware God –
van wie het huis in Jeruzalem stond.00:03:47
00:03:47
Iedereen die hier als vreemdeling woont,
waar hij zich ook bevindt...00:03:51
00:03:52
moet van zijn medeburgers
ondersteuning krijgen...00:03:55
00:03:55
in de vorm van zilver en goud,
goederen en vee...00:03:59
00:03:59
samen met de vrijwillige offers
voor het huis van de ware God in Jeruzalem.00:04:05
00:04:05
Toen troffen de hoofden van de vaderlijke huizen
van Juda en van Benjamin...00:04:09
00:04:09
de priesters en de Levieten
– allen die de ware God ertoe aanzette...00:04:13
00:04:13
voorbereidingen om het huis van Jehovah
in Jeruzalem te gaan herbouwen.00:04:18
00:04:18
Iedereen om hen heen ondersteunde hen
met voorwerpen van zilver en van goud...00:04:23
00:04:23
goederen, vee en kostbare dingen,
naast alle vrijwillige offers.00:04:28
00:05:26
Toen de zevende maand aanbrak
en de Israëlieten in hun steden woonden...00:05:30
00:05:30
verzamelden ze zich eensgezind
in Jeruzalem.00:05:33
00:05:33
Jesua, de zoon van Jozadak,
en zijn medepriesters...00:05:37
00:05:37
en Zerubbabel, de zoon van Sealthiël,
en zijn broeders...00:05:41
00:05:41
gingen het altaar
van de God van Israël bouwen...00:05:44
00:05:44
zodat ze er brandoffers
op konden brengen...00:05:46
00:05:46
zoals geschreven staat in de wet van Mozes,
de man van de ware God.00:05:51
00:05:52
Ze bouwden het altaar dus
op zijn vroegere plaats...00:05:54
00:05:55
ondanks hun angst voor de volken
van de omliggende landen.00:05:58
00:05:59
Ze gingen daarop brandoffers voor Jehovah brengen,
de morgen- en avondbrandoffers.00:06:05
00:06:05
Toen vierden ze het Loofhuttenfeest
volgens wat geschreven staat...00:06:08
00:06:08
en elke dag brachten ze het specifieke aantal
brandoffers dat voor die dag vereist was.00:06:14
00:06:14
Van toen af aan brachten ze
het vaste brandoffer...00:06:18
00:06:18
de offers op nieuwemaan...00:06:20
00:06:20
en die voor alle geheiligde feesten
van Jehovah...00:06:23
00:06:23
en ook de offers van iedereen
die vrijwillig een offer aan Jehovah bracht.00:06:29
00:06:29
Vanaf de eerste dag van de zevende maand...00:06:32
00:06:32
begonnen ze brandoffers aan Jehovah
te brengen...00:06:35
00:06:35
hoewel het fundament van Jehovah’s tempel
nog niet was gelegd.00:06:39
00:07:21
Toen de bouwers het fundament
van de tempel van Jehovah hadden gelegd...00:07:25
00:07:25
stelden de priesters in ambtskleding
zich op met de trompetten...00:07:28
00:07:29
en stelden de Levieten, de zonen van Asaf,
zich op met de cimbalen...00:07:33
00:07:33
om Jehovah te loven volgens de aanwijzingen
van koning David van Israël.00:07:38
00:07:38
Ze begonnen om beurten te zingen
en Jehovah te loven en te danken...00:07:43
00:07:43
want hij is goed, eeuwig duurt
zijn loyale liefde voor Israël.00:07:48
00:07:49
Toen juichte het hele volk
uitbundig tot lof van Jehovah...00:07:53
00:07:53
omdat het fundament
van het huis van Jehovah was gelegd.00:07:57
00:07:58
Veel priesters, Levieten
en hoofden van vaderlijke huizen...00:08:02
00:08:03
de ouderen die het vroegere huis
hadden gezien...00:08:06
00:08:06
begonnen hard te huilen toen ze zagen
dat het fundament van dit huis werd gelegd...00:08:11
00:08:11
terwijl veel anderen
luid juichten van blijdschap.00:08:15
00:08:16
Het gejuich was
niet te onderscheiden van het gehuil...00:08:19
00:08:19
want het volk juichte zo hard
dat het geluid op grote afstand te horen was.00:08:24
00:08:59
De vijanden van Juda en Benjamin
hoorden dat de teruggekomen ballingen...00:09:03
00:09:03
een tempel voor Jehovah, de God van Israël,
aan het bouwen waren.00:09:07
00:09:07
Ze gingen meteen naar Zerubbabel en
de hoofden van de vaderlijke huizen en zeiden:00:09:12
00:09:12
We willen samen met jullie bouwen...00:09:14
00:09:14
want net als jullie aanbidden we jullie God...00:09:17
00:09:17
en we brengen al slachtoffers aan hem sinds
de tijd van koning Esar-Haddon van Assyrië...00:09:22
00:09:22
die ons hierheen heeft gebracht.00:09:25
00:09:25
Maar Zerubbabel en Jesua...00:09:27
00:09:27
en de andere hoofden van de vaderlijke huizen
van Israël antwoordden hun:00:09:31
00:09:31
Het bouwen van een huis voor onze God,
daar hebben jullie niets mee te maken. 00:09:36
00:09:36
We zullen het zelf bouwen voor Jehovah,
de God van Israël...00:09:39
00:09:39
zoals koning Cyrus, de koning van Perzië,
ons heeft bevolen. 00:09:43
00:10:03
Daarna probeerde het volk van het land
steeds het volk van Juda te ontmoedigen...00:10:07
00:10:08
en van het bouwen af te houden.00:10:10
00:10:10
Tijdens de hele regering
van koning Cyrus van Perzië...00:10:13
00:10:13
tot die van koning Darius van Perzië...00:10:16
00:10:16
huurden ze raadgevers in
om hun plannen te verijdelen.00:10:19
00:10:19
Aan het begin
van de regering van Ahasveros...00:10:22
00:10:22
schreven ze een aanklacht
tegen de inwoners van Juda en Jeruzalem. 00:10:26
00:10:26
En in de tijd
van koning Artaxerxes van Perzië...00:10:29
00:10:29
schreven Bislam, Mithredath en Tabeël
en zijn andere ambtgenoten...00:10:33
00:10:33
naar Artaxerxes, de koning.00:10:36
00:10:36
Ze vertaalden de brief in het Aramees,
geschreven met Aramese letters.00:10:41
00:10:59
En nu volgt een afschrift van de brief
die ze hem stuurden.00:11:04
00:11:04
Aan koning Artaxerxes...00:11:06
00:11:06
van uw dienaren, de mannen van het gebied
aan de overkant van de Rivier:00:11:11
00:11:12
Laat het de koning bekend zijn
dat de Joden die van u naar ons zijn gegaan...00:11:16
00:11:16
in Jeruzalem zijn aangekomen.00:11:19
00:11:19
Ze zijn de opstandige en slechte stad
aan het herbouwen...00:11:23
00:11:23
en ze voltooien de muren
en herstellen de fundamenten.00:11:27
00:11:27
Laat het de koning bekend zijn
dat als deze stad wordt herbouwd...00:11:30
00:11:30
en haar muren worden voltooid...00:11:33
00:11:33
ze geen belasting, schatting
of tol zullen betalen.00:11:37
00:11:37
Dat zal nadelig zijn
voor de schatkamers van de koningen.00:11:41
00:11:42
Omdat we het zout van het paleis eten
en het voor ons niet juist is...00:11:46
00:11:46
lijdzaam toe te zien hoe de belangen
van de koning geschaad worden...00:11:50
00:11:50
stellen we de koning
bij dezen op de hoogte...00:11:52
00:11:52
zodat er een onderzoek ingesteld kan worden
in de annalen van uw voorouders.00:11:58
00:11:58
U zult uit de annalen te weten komen
dat deze stad een opstandige stad is...00:12:03
00:12:03
die de belangen van koningen en provincies schaadt,
en dat er al van oudsher opruiers wonen.00:12:10
00:12:10
Daarom werd deze stad verwoest.00:12:13
00:12:14
We willen de koning erop wijzen dat als deze stad
is herbouwd en haar muren zijn voltooid...00:12:20
00:12:20
u geen controle zult hebben over het gebied
aan de overkant van de Rivier.00:12:26
00:15:22
Dit zegt Jehovah van de legermachten:00:15:25
00:15:25
Dit volk zegt: De tijd is nog niet gekomen
om het huis van Jehovah te bouwen.00:15:31
00:15:32
Het woord van Jehovah kwam opnieuw
via de profeet Haggaï:00:15:36
00:15:36
Is het voor jullie de tijd
om in je mooi betimmerde huizen te wonen...00:15:40
00:15:40
terwijl dit huis in puin ligt?00:15:43
00:15:43
Dit is wat Jehovah van de legermachten zegt:00:15:46
00:15:46
Denk goed na over wat je doet.00:15:49
00:15:50
Jullie zaaien veel maar oogsten weinig.00:15:53
00:15:53
Jullie eten maar raken niet verzadigd.00:15:56
00:15:56
Jullie drinken maar het is niet genoeg.00:15:59
00:15:59
Jullie trekken kleding aan
maar niemand krijgt het warm.00:16:04
00:16:04
De loonarbeider doet zijn loon
in een buidel vol gaten.00:16:10
00:16:10
Dit zegt Jehovah van de legermachten:
Denk goed na over wat je doet.00:16:16
00:16:16
Ga naar de berg, haal timmerhout
en bouw het huis...00:16:21
00:16:21
zodat ik er vreugde in heb
en geëerd word, zegt Jehovah.00:16:27
00:16:27
Jullie verwachtten veel maar kregen weinig.00:16:31
00:16:31
Wat jullie in huis brachten, blies ik weg.00:16:35
00:16:35
En waarom?, verklaart Jehovah
van de legermachten.00:16:38
00:16:38
Omdat mijn huis in puin ligt...00:16:41
00:16:41
terwijl ieder van jullie
zich uitslooft voor zijn eigen huis.00:16:45
00:16:45
Daarom heeft de hemel boven jullie
zijn dauw ingehouden...00:16:49
00:16:49
en heeft de aarde
haar opbrengst ingehouden.00:16:52
00:16:52
En ik riep droogte uit over de aarde,
over de bergen, over het koren...00:16:57
00:16:57
over de nieuwe wijn, over de olie,
over de opbrengst van de grond...00:17:02
00:17:02
over mens en dier,
en over al het werk van jullie handen.00:17:06
00:18:50
Wie van jullie heeft dit huis
nog in zijn vroegere pracht gezien?00:18:54
00:18:55
Hoe vinden jullie dat het er nu uitziet?00:18:57
00:18:57
Vergeleken met vroeger
is het toch niets meer?00:19:00
00:19:01
Maar wees sterk, Zerubbabel,
verklaart Jehovah...00:19:04
00:19:05
en wees sterk, Jozua,
zoon van Jozadak en hogepriester.00:19:09
00:19:09
Wees sterk, jullie allen,
volk van het land...00:19:11
00:19:12
verklaart Jehovah,
en ga aan het werk.00:19:15
00:19:15
Want ik ben met jullie,
verklaart Jehovah van de legermachten.00:19:19
00:19:19
Denk aan wat ik jullie beloofd heb
toen jullie uit Egypte wegtrokken...00:19:23
00:19:23
en mijn geest is nog steeds onder jullie.
Wees niet bang.00:19:28
00:19:28
Want dit zegt Jehovah van de legermachten:00:19:31
00:19:31
Nog één keer, over een korte tijd...00:19:34
00:19:34
en ik zal de hemel, de aarde, de zee
en het droge land schudden.00:19:39
00:19:39
Ik zal alle volken schudden...00:19:41
00:19:41
en de kostbare dingen van alle volken
zullen binnenkomen.00:19:45
00:19:45
En ik zal dit huis met glorie vullen,
zegt Jehovah van de legermachten.00:19:50
00:19:50
Van mij is het zilver en van mij is het goud,
verklaart Jehovah van de legermachten.00:19:56
00:19:56
De glorie van dit huis zal groter zijn
dan voorheen...00:20:00
00:20:00
zegt Jehovah van de legermachten.00:20:02
00:20:45
Toen zei de engel van Jehovah:00:20:48
00:20:48
O Jehovah van de legermachten...00:20:50
00:20:51
hoelang zult u uw barmhartigheid nog onthouden
aan Jeruzalem en de steden van Juda...00:20:56
00:20:56
waar u nu al 70 jaar kwaad op bent?00:21:00
00:21:00
Jehovah antwoordde de engel die met me sprak
met vriendelijke, vertroostende woorden.00:21:05
00:21:05
Toen zei de engel die met me sprak
tegen me:00:21:08
00:21:09
Roep uit:00:21:10
00:21:10
Dit zegt Jehovah van de legermachten:00:21:13
00:21:13
Met grote ijver zet ik me in
voor Jeruzalem en voor Sion.00:21:18
00:21:18
Met grote woede ben ik kwaad
op de zorgeloze volken...00:21:22
00:21:22
want mijn woede was niet zo groot,
maar zij hebben de ellende veel erger gemaakt.00:21:28
00:21:28
Daarom zegt Jehovah: Ik zal vol barmhartigheid
naar Jeruzalem teruggaan.00:21:34
00:21:34
Mijn eigen huis zal er worden gebouwd,
verklaart Jehovah van de legermachten...00:21:40
00:21:40
en er zal een meetlint
over Jeruzalem worden gespannen.00:21:44
00:21:53
Kom, Sion!
Vlucht, jij die bij de dochter Babylon woont.00:21:58
00:21:58
Want dit zegt Jehovah van de legermachten,
die mij nadat hij was verheerlijkt...00:22:03
00:22:03
naar de volken heeft gestuurd
door wie jullie werden geplunderd:00:22:07
00:22:07
Wie aan jullie komt,
komt aan mijn oogappel.00:22:11
00:22:11
Want nu zal ik mijn hand
tegen hen opheffen...00:22:14
00:22:14
en ze zullen buit worden
voor hun eigen slaven.00:22:18
00:22:18
En jullie zullen beslist weten dat Jehovah
van de legermachten mij heeft gestuurd.00:22:23
00:22:43
Vervolgens liet hij me de hogepriester Jozua zien,
die voor de engel van Jehovah stond.00:22:49
00:22:49
Aan zijn rechterhand stond Satan,
die hem tegenstand bood.00:22:53
00:22:53
Toen zei de engel van Jehovah tegen Satan:00:22:56
00:22:56
Mag Jehovah je terechtwijzen, Satan!00:22:59
00:22:59
Ja, mag Jehovah, die Jeruzalem heeft uitgekozen,
je terechtwijzen!00:23:04
00:23:04
Is deze man geen brandend houtblok
dat uit het vuur is weggerukt?00:23:08
00:23:31
Dit is het woord van Jehovah
tot Zerubbabel:00:23:35
00:23:35
Niet door een legermacht of door kracht,
maar door mijn geest...00:23:40
00:23:40
zegt Jehovah van de legermachten.00:23:42
00:23:43
Wie ben jij, grote berg?00:23:45
00:23:45
Voor de ogen van Zerubbabel
zul je in vlak land veranderen.00:23:49
00:23:49
Hij zal de sluitsteen aandragen
terwijl men juicht:00:23:54
00:23:54
Prachtig! Prachtig!00:23:57
00:24:22
In die tijd kwamen Thathnai, de gouverneur
van het gebied aan de overkant van de Rivier...00:24:27
00:24:27
en Sethar-Boznai met hun ambtgenoten
naar hen toe en vroegen:00:24:31
00:24:31
Wie heeft jullie bevel gegeven om dit huis
te bouwen en dit bouwwerk te voltooien?00:24:36
00:24:36
Toen vroegen ze hun:00:24:38
00:24:38
Wat zijn de namen van de mannen
die aan dit gebouw werken?00:24:41
00:24:41
Maar God waakte
over de oudsten van de Joden.00:24:44
00:24:44
Ze werden niet gedwongen te stoppen totdat
het bericht naar Darius gestuurd kon worden...00:24:49
00:24:49
en er een officieel document hierover
teruggestuurd kon worden.00:24:52
00:26:09
Nu dan, Thathnai, gouverneur van het gebied
aan de overkant van de Rivier...00:26:13
00:26:13
Sethar-Boznai en jullie ambtgenoten...00:26:16
00:26:16
ondergouverneurs van het gebied
aan de overkant van de Rivier:00:26:19
00:26:19
blijf daar weg. 00:26:21
00:26:21
Belemmer het werk
aan dat huis van God niet.00:26:24
00:26:24
De gouverneur van de Joden
en de oudsten van de Joden...00:26:27
00:26:27
zullen dat huis van God
op zijn vroegere plaats herbouwen.00:26:32
00:26:32
Verder vaardig ik een bevel uit over wat jullie
voor deze oudsten van de Joden moeten doen...00:26:37
00:26:37
bij de herbouw van dat huis van God:00:26:40
00:26:40
de kosten moeten meteen
uit de koninklijke schatkist...00:26:43
00:26:43
uit de belastingopbrengst van het gebied
aan de overkant van de Rivier...00:26:47
00:26:47
aan die mannen worden vergoed,
zodat ze zonder onderbreking door kunnen gaan.00:26:52
00:26:53
En alles wat nodig is, moet hun beslist
elke dag weer worden gegeven:00:26:58
00:26:58
jonge stieren, rammen en lammeren
voor de brandoffers aan de God van de hemel...00:27:03
00:27:04
en tarwe, zout, wijn en olie,
naar wat de priesters in Jeruzalem zeggen.00:27:10
00:27:10
Dan kunnen ze altijd offers brengen
die aangenaam zijn voor de God van de hemel...00:27:15
00:27:15
en bidden voor het leven
van de koning en zijn zonen.00:27:19
00:27:19
Ik heb ook het bevel uitgevaardigd
dat als iemand dat voorschrift overtreedt...00:27:24
00:27:24
er een balk uit zijn huis moet worden getrokken
en hij daaraan moet worden gehangen.00:27:29
00:27:29
Zijn huis zal vanwege deze overtreding
in een openbaar toilet worden veranderd.00:27:35
00:27:35
Mag de God die zijn naam daar laat wonen,
alle koningen en volken ten val brengen...00:27:40
00:27:41
die proberen dit bevel te overtreden en
het huis van God in Jeruzalem te verwoesten.00:27:46
00:27:46
Ik, Darius, vaardig dit bevel uit.
Het moet direct worden uitgevoerd.00:27:53
00:28:22
Ook vierden ze zeven dagen lang met vreugde
het Feest van het Ongezuurde Brood...00:28:26
00:28:26
want Jehovah gaf hun vreugde en hij had
de koning van Assyrië gunstig gestemd...00:28:31
00:28:32
zodat hij hen ondersteunde bij het werk
aan het huis van de ware God, de God van Israël.00:28:38
‘Jehovah gaf hun vreugde’
-
‘Jehovah gaf hun vreugde’
In het eerste jaar van Cyrus,
de koning van Perzië...
zette Jehovah
koning Cyrus van Perzië ertoe aan...
om in heel zijn koninkrijk een besluit
bekend te laten maken...
dat hij ook liet opschrijven.
Hierdoor zou Jehovah’s woord
gesproken door Jeremia vervuld worden.
Het besluit luidde:
Dit zegt koning Cyrus van Perzië:
Jehovah, de God van de hemel...
heeft mij alle koninkrijken
van de aarde gegeven...
en hij heeft mij opgedragen een huis voor hem
te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda ligt.
Laat iedereen onder jullie die bij zijn volk hoort
– mag zijn God met hem zijn...
naar Jeruzalem in Juda gaan
om het huis te herbouwen van Jehovah...
de God van Israël – hij is de ware God –
van wie het huis in Jeruzalem stond.
Iedereen die hier als vreemdeling woont,
waar hij zich ook bevindt...
moet van zijn medeburgers
ondersteuning krijgen...
in de vorm van zilver en goud,
goederen en vee...
samen met de vrijwillige offers
voor het huis van de ware God in Jeruzalem.
Toen troffen de hoofden van de vaderlijke huizen
van Juda en van Benjamin...
de priesters en de Levieten
– allen die de ware God ertoe aanzette...
voorbereidingen om het huis van Jehovah
in Jeruzalem te gaan herbouwen.
Iedereen om hen heen ondersteunde hen
met voorwerpen van zilver en van goud...
goederen, vee en kostbare dingen,
naast alle vrijwillige offers.
Toen de zevende maand aanbrak
en de Israëlieten in hun steden woonden...
verzamelden ze zich eensgezind
in Jeruzalem.
Jesua, de zoon van Jozadak,
en zijn medepriesters...
en Zerubbabel, de zoon van Sealthiël,
en zijn broeders...
gingen het altaar
van de God van Israël bouwen...
zodat ze er brandoffers
op konden brengen...
zoals geschreven staat in de wet van Mozes,
de man van de ware God.
Ze bouwden het altaar dus
op zijn vroegere plaats...
ondanks hun angst voor de volken
van de omliggende landen.
Ze gingen daarop brandoffers voor Jehovah brengen,
de morgen- en avondbrandoffers.
Toen vierden ze het Loofhuttenfeest
volgens wat geschreven staat...
en elke dag brachten ze het specifieke aantal
brandoffers dat voor die dag vereist was.
Van toen af aan brachten ze
het vaste brandoffer...
de offers op nieuwemaan...
en die voor alle geheiligde feesten
van Jehovah...
en ook de offers van iedereen
die vrijwillig een offer aan Jehovah bracht.
Vanaf de eerste dag van de zevende maand...
begonnen ze brandoffers aan Jehovah
te brengen...
hoewel het fundament van Jehovah’s tempel
nog niet was gelegd.
Toen de bouwers het fundament
van de tempel van Jehovah hadden gelegd...
stelden de priesters in ambtskleding
zich op met de trompetten...
en stelden de Levieten, de zonen van Asaf,
zich op met de cimbalen...
om Jehovah te loven volgens de aanwijzingen
van koning David van Israël.
Ze begonnen om beurten te zingen
en Jehovah te loven en te danken...
want hij is goed, eeuwig duurt
zijn loyale liefde voor Israël.
Toen juichte het hele volk
uitbundig tot lof van Jehovah...
omdat het fundament
van het huis van Jehovah was gelegd.
Veel priesters, Levieten
en hoofden van vaderlijke huizen...
de ouderen die het vroegere huis
hadden gezien...
begonnen hard te huilen toen ze zagen
dat het fundament van dit huis werd gelegd...
terwijl veel anderen
luid juichten van blijdschap.
Het gejuich was
niet te onderscheiden van het gehuil...
want het volk juichte zo hard
dat het geluid op grote afstand te horen was.
De vijanden van Juda en Benjamin
hoorden dat de teruggekomen ballingen...
een tempel voor Jehovah, de God van Israël,
aan het bouwen waren.
Ze gingen meteen naar Zerubbabel en
de hoofden van de vaderlijke huizen en zeiden:
We willen samen met jullie bouwen...
want net als jullie aanbidden we jullie God...
en we brengen al slachtoffers aan hem sinds
de tijd van koning Esar-Haddon van Assyrië...
die ons hierheen heeft gebracht.
Maar Zerubbabel en Jesua...
en de andere hoofden van de vaderlijke huizen
van Israël antwoordden hun:
Het bouwen van een huis voor onze God,
daar hebben jullie niets mee te maken.
We zullen het zelf bouwen voor Jehovah,
de God van Israël...
zoals koning Cyrus, de koning van Perzië,
ons heeft bevolen.
Daarna probeerde het volk van het land
steeds het volk van Juda te ontmoedigen...
en van het bouwen af te houden.
Tijdens de hele regering
van koning Cyrus van Perzië...
tot die van koning Darius van Perzië...
huurden ze raadgevers in
om hun plannen te verijdelen.
Aan het begin
van de regering van Ahasveros...
schreven ze een aanklacht
tegen de inwoners van Juda en Jeruzalem.
En in de tijd
van koning Artaxerxes van Perzië...
schreven Bislam, Mithredath en Tabeël
en zijn andere ambtgenoten...
naar Artaxerxes, de koning.
Ze vertaalden de brief in het Aramees,
geschreven met Aramese letters.
En nu volgt een afschrift van de brief
die ze hem stuurden.
Aan koning Artaxerxes...
van uw dienaren, de mannen van het gebied
aan de overkant van de Rivier:
Laat het de koning bekend zijn
dat de Joden die van u naar ons zijn gegaan...
in Jeruzalem zijn aangekomen.
Ze zijn de opstandige en slechte stad
aan het herbouwen...
en ze voltooien de muren
en herstellen de fundamenten.
Laat het de koning bekend zijn
dat als deze stad wordt herbouwd...
en haar muren worden voltooid...
ze geen belasting, schatting
of tol zullen betalen.
Dat zal nadelig zijn
voor de schatkamers van de koningen.
Omdat we het zout van het paleis eten
en het voor ons niet juist is...
lijdzaam toe te zien hoe de belangen
van de koning geschaad worden...
stellen we de koning
bij dezen op de hoogte...
zodat er een onderzoek ingesteld kan worden
in de annalen van uw voorouders.
U zult uit de annalen te weten komen
dat deze stad een opstandige stad is...
die de belangen van koningen en provincies schaadt,
en dat er al van oudsher opruiers wonen.
Daarom werd deze stad verwoest.
We willen de koning erop wijzen dat als deze stad
is herbouwd en haar muren zijn voltooid...
u geen controle zult hebben over het gebied
aan de overkant van de Rivier.
Dit zegt Jehovah van de legermachten:
Dit volk zegt: De tijd is nog niet gekomen
om het huis van Jehovah te bouwen.
Het woord van Jehovah kwam opnieuw
via de profeet Haggaï:
Is het voor jullie de tijd
om in je mooi betimmerde huizen te wonen...
terwijl dit huis in puin ligt?
Dit is wat Jehovah van de legermachten zegt:
Denk goed na over wat je doet.
Jullie zaaien veel maar oogsten weinig.
Jullie eten maar raken niet verzadigd.
Jullie drinken maar het is niet genoeg.
Jullie trekken kleding aan
maar niemand krijgt het warm.
De loonarbeider doet zijn loon
in een buidel vol gaten.
Dit zegt Jehovah van de legermachten:
Denk goed na over wat je doet.
Ga naar de berg, haal timmerhout
en bouw het huis...
zodat ik er vreugde in heb
en geëerd word, zegt Jehovah.
Jullie verwachtten veel maar kregen weinig.
Wat jullie in huis brachten, blies ik weg.
En waarom?, verklaart Jehovah
van de legermachten.
Omdat mijn huis in puin ligt...
terwijl ieder van jullie
zich uitslooft voor zijn eigen huis.
Daarom heeft de hemel boven jullie
zijn dauw ingehouden...
en heeft de aarde
haar opbrengst ingehouden.
En ik riep droogte uit over de aarde,
over de bergen, over het koren...
over de nieuwe wijn, over de olie,
over de opbrengst van de grond...
over mens en dier,
en over al het werk van jullie handen.
Wie van jullie heeft dit huis
nog in zijn vroegere pracht gezien?
Hoe vinden jullie dat het er nu uitziet?
Vergeleken met vroeger
is het toch niets meer?
Maar wees sterk, Zerubbabel,
verklaart Jehovah...
en wees sterk, Jozua,
zoon van Jozadak en hogepriester.
Wees sterk, jullie allen,
volk van het land...
verklaart Jehovah,
en ga aan het werk.
Want ik ben met jullie,
verklaart Jehovah van de legermachten.
Denk aan wat ik jullie beloofd heb
toen jullie uit Egypte wegtrokken...
en mijn geest is nog steeds onder jullie.
Wees niet bang.
Want dit zegt Jehovah van de legermachten:
Nog één keer, over een korte tijd...
en ik zal de hemel, de aarde, de zee
en het droge land schudden.
Ik zal alle volken schudden...
en de kostbare dingen van alle volken
zullen binnenkomen.
En ik zal dit huis met glorie vullen,
zegt Jehovah van de legermachten.
Van mij is het zilver en van mij is het goud,
verklaart Jehovah van de legermachten.
De glorie van dit huis zal groter zijn
dan voorheen...
zegt Jehovah van de legermachten.
Toen zei de engel van Jehovah:
O Jehovah van de legermachten...
hoelang zult u uw barmhartigheid nog onthouden
aan Jeruzalem en de steden van Juda...
waar u nu al 70 jaar kwaad op bent?
Jehovah antwoordde de engel die met me sprak
met vriendelijke, vertroostende woorden.
Toen zei de engel die met me sprak
tegen me:
Roep uit:
Dit zegt Jehovah van de legermachten:
Met grote ijver zet ik me in
voor Jeruzalem en voor Sion.
Met grote woede ben ik kwaad
op de zorgeloze volken...
want mijn woede was niet zo groot,
maar zij hebben de ellende veel erger gemaakt.
Daarom zegt Jehovah: Ik zal vol barmhartigheid
naar Jeruzalem teruggaan.
Mijn eigen huis zal er worden gebouwd,
verklaart Jehovah van de legermachten...
en er zal een meetlint
over Jeruzalem worden gespannen.
Kom, Sion!
Vlucht, jij die bij de dochter Babylon woont.
Want dit zegt Jehovah van de legermachten,
die mij nadat hij was verheerlijkt...
naar de volken heeft gestuurd
door wie jullie werden geplunderd:
Wie aan jullie komt,
komt aan mijn oogappel.
Want nu zal ik mijn hand
tegen hen opheffen...
en ze zullen buit worden
voor hun eigen slaven.
En jullie zullen beslist weten dat Jehovah
van de legermachten mij heeft gestuurd.
Vervolgens liet hij me de hogepriester Jozua zien,
die voor de engel van Jehovah stond.
Aan zijn rechterhand stond Satan,
die hem tegenstand bood.
Toen zei de engel van Jehovah tegen Satan:
Mag Jehovah je terechtwijzen, Satan!
Ja, mag Jehovah, die Jeruzalem heeft uitgekozen,
je terechtwijzen!
Is deze man geen brandend houtblok
dat uit het vuur is weggerukt?
Dit is het woord van Jehovah
tot Zerubbabel:
Niet door een legermacht of door kracht,
maar door mijn geest...
zegt Jehovah van de legermachten.
Wie ben jij, grote berg?
Voor de ogen van Zerubbabel
zul je in vlak land veranderen.
Hij zal de sluitsteen aandragen
terwijl men juicht:
Prachtig! Prachtig!
In die tijd kwamen Thathnai, de gouverneur
van het gebied aan de overkant van de Rivier...
en Sethar-Boznai met hun ambtgenoten
naar hen toe en vroegen:
Wie heeft jullie bevel gegeven om dit huis
te bouwen en dit bouwwerk te voltooien?
Toen vroegen ze hun:
Wat zijn de namen van de mannen
die aan dit gebouw werken?
Maar God waakte
over de oudsten van de Joden.
Ze werden niet gedwongen te stoppen totdat
het bericht naar Darius gestuurd kon worden...
en er een officieel document hierover
teruggestuurd kon worden.
Nu dan, Thathnai, gouverneur van het gebied
aan de overkant van de Rivier...
Sethar-Boznai en jullie ambtgenoten...
ondergouverneurs van het gebied
aan de overkant van de Rivier:
blijf daar weg.
Belemmer het werk
aan dat huis van God niet.
De gouverneur van de Joden
en de oudsten van de Joden...
zullen dat huis van God
op zijn vroegere plaats herbouwen.
Verder vaardig ik een bevel uit over wat jullie
voor deze oudsten van de Joden moeten doen...
bij de herbouw van dat huis van God:
de kosten moeten meteen
uit de koninklijke schatkist...
uit de belastingopbrengst van het gebied
aan de overkant van de Rivier...
aan die mannen worden vergoed,
zodat ze zonder onderbreking door kunnen gaan.
En alles wat nodig is, moet hun beslist
elke dag weer worden gegeven:
jonge stieren, rammen en lammeren
voor de brandoffers aan de God van de hemel...
en tarwe, zout, wijn en olie,
naar wat de priesters in Jeruzalem zeggen.
Dan kunnen ze altijd offers brengen
die aangenaam zijn voor de God van de hemel...
en bidden voor het leven
van de koning en zijn zonen.
Ik heb ook het bevel uitgevaardigd
dat als iemand dat voorschrift overtreedt...
er een balk uit zijn huis moet worden getrokken
en hij daaraan moet worden gehangen.
Zijn huis zal vanwege deze overtreding
in een openbaar toilet worden veranderd.
Mag de God die zijn naam daar laat wonen,
alle koningen en volken ten val brengen...
die proberen dit bevel te overtreden en
het huis van God in Jeruzalem te verwoesten.
Ik, Darius, vaardig dit bevel uit.
Het moet direct worden uitgevoerd.
Ook vierden ze zeven dagen lang met vreugde
het Feest van het Ongezuurde Brood...
want Jehovah gaf hun vreugde en hij had
de koning van Assyrië gunstig gestemd...
zodat hij hen ondersteunde bij het werk
aan het huis van de ware God, de God van Israël.
-