JW subtitle extractor

Nehemia: ‘De vreugde van Jehovah is je vesting’ — Deel 1

Video Other languages Share text Share link Show times

Het was een voorrecht om mee te helpen aan het herstel van de ware aanbidding.
Iedereen weet wel dat we de muren hebben hersteld...
maar er is nog veel meer te vertellen.
Laten we bij het begin beginnen.
In het twintigste jaar van koning Artaxerxes Longimanus...
was ik in het paleis in Susan.
Ik was schenker van de koning.
Hij vertrouwde me volledig.
Hoewel ik ver van Jeruzalem vandaan was...
maakte de gedachte dat ons volk daar Jehovah diende, me heel blij.
Tot die ene dag waarop m’n broer Hanani langskwam.
Door dat bezoek werd alles anders.
Wat is er, Hanani?
Hoe gaat het met ons volk?
Niet goed.
De omstandigheden zijn beschamend.
De muren van Jeruzalem zijn afgebroken...
en de poorten zijn door brand verwoest.
Hoe is het met de tempel?
-Die staat er nog...
maar de diensten zijn niets meer dan lege rituelen.
De meesten van het volk en de priesters negeren Gods Wet.
Je moet met ons mee teruggaan.
Dagenlang had ik last van m’n geweten.
Zou de koning me wel laten gaan?
Ons volk had gezondigd door zich niet aan Jehovah’s geboden te houden.
Maar nu voelde het alsof ik zondigde omdat ik ze niet hielp nu ze het zo hard nodig hadden.
Ik smeekte Jehovah of hij mijn plan wilde laten slagen.
Nehemia, waarom kijk je zo somber? Je bent toch niet ziek?
Je maakt je duidelijk ergens zorgen over.
Waarom zou ik niet somber kijken...
als de stad, de plaats waar m’n voorvaders begraven zijn, in puin ligt...
en de poorten door brand verwoest zijn?
Nehemia, wat is er?
Zeg het me, wat is je wens?
Meteen bad ik tot de God van de hemel.
Als de koning het goedvindt...
en als uw dienaar uw goedkeuring heeft...
stuur me dan naar Juda, naar de stad waar m’n voorvaders begraven zijn...
om die te herbouwen.
Dat is goed.
Jehovah was met ons.
De koning gaf me materialen en een leger mee...
en hij stelde me aan als gouverneur.
We waren op weg om de muren van Jeruzalem te herstellen.
Ik had al een deel van de stad gezien...
maar toen ik ’s nachts opstond om de muren te inspecteren...
zag ik pas hoe slecht Gods stad eraan toe was.
Wacht hier.
De ravage was zo groot, ik kon het niet geloven.
Het was tijd om het volk te vertellen wat Jehovah’s wil voor Jeruzalem was.
Ik riep de leiders bij elkaar.
Wie is die man?
Ik heb gehoord dat het Nehemia is, de schenker van de koning.
Wat wil hij van ons?
Mannen.
De heilige stad is totaal weerloos.
Laten we de muren van Jeruzalem herbouwen en een eind maken aan deze schande.
En de andere volken dan?
-Ja, we hebben veel machtige vijanden.
Artaxerxes heeft mij opgedragen de muren en de hele stad te herbouwen.
Hebben jullie de ruiters en al het hout niet gezien?
Dat komt allemaal van hem.
Broeders, de goede hand van onze God was op me.
Voor hem moeten we ontzag hebben, niet voor mensen.
Hij zal ons laten slagen.
Niet iedereen was blij dat we waren gekomen om iets goeds voor het volk Israël te doen.
Dus dat is die Nehemia van plan. Gesem, zie jij het ook?
Zonder muur houden we de joden onder controle.
Als ze hem herbouwen, hebben ze ons niet nodig.
Hij komt in opstand.
-Dat mag niet gebeuren.
We moeten iets doen, samen. Doen jullie mee?
Je kunt op me rekenen.
En op mij natuurlijk.
We moeten naar Jeruzalem gaan en Nehemia in de gaten houden.
De tegenstanders wilden de controle houden en profiteren van Jehovah’s volk.
Ze waren er snel bij om ons te intimideren.
Wie zijn dat?
Dat is Sanballat, de gouverneur van Samaria.
Naast hem staat Tobia, een Ammonitische ambtenaar.
Velen van ons volk wonen op zijn grond. Iedereen kijkt tegen hem op.
Dat is Gesem, een rijke Arabier en bondgenoot van Sanballat.
Nehemia, komen jullie in opstand tegen de koning?
De koning heeft ons gemachtigd.
-Om de stad en de muur te herbouwen?
Dat is precies wat de koning van ons verwacht.
Waarom weet ik hier niets van? Ik ben de gouverneur van Samaria.
Klopt, maar Nehemia is door de koning aangesteld als gouverneur van Juda.
Maar waarom heb je niet om hulp gevraagd?
Wij aanbidden Jehovah ook. Wij brengen hem al eeuwen offers.
Ja, naast offers aan al jullie andere goden.
De God van de hemel zal ons laten slagen...
en wij, zijn dienaren, gaan bouwen.
Religieuze opvattingen gaan nooit voor nationale eenheid.
Jullie hebben geen rechten of geschiedenis in Jeruzalem.
Sanballat.
Ben jij misschien degene die in opstand is gekomen, tegen de allerhoogste Koning?
Ondanks tegenstand werkte het volk onvermoeibaar door.
Maar de bouw van de muur was niet hun enige uitdaging.
Jehovah zag wat broeders als Peleth doormaakten.
Hoe hij met persoonlijke uitdagingen omging, heeft mijn geloof gesterkt.
Peleth.
-Raham.
We krijgen het nooit af. Het is één puinhoop.
We doen tenminste iets.
Eeuwige optimist.
Trouwens, je bent te laat met je huur. Alweer.
Het spijt me. Geef me tijd.
Met dat werk aan die muur.
-Ik heb genoeg problemen.
Als je eind deze maand niet hebt betaald, gaan jullie eruit.
Kunnen we iets doen?
Misschien kan ik wat extra voor je werken.
Meen je dat? Daar heb je toch geen tijd voor.
Maar misschien kan je dochter helpen. Zij kan bij ons wonen.
Als slaaf?
Nee, als hulp voor Azuba, om je schuld af te betalen.
Ik probeer je te helpen, maar zo veel opties heb je niet.
Denk er maar over na.
Ik sprak Raham nog vandaag.
-Wat zei hij?
Hij wil dat Simcha Azuba komt helpen in huis.
Hij zegt dat hij voor haar zal zorgen als z’n eigen dochter.
Imma, ik ken Raham en Azuba al sinds ik hierheen kwam met Ezra.
Raham heeft ons geholpen. Ons huis is van hem.
Ik vertrouw hem niet.
Onze Simcha bij hem in huis?
-Imma.
Jehovah zegt toch dat ouders hun eigen kinderen moeten opvoeden?
Wil je niet dat ze een beter leven krijgt?
Als je haar ergens anders laat wonen, kan ik daar niet achter staan.
Al moeten we leven van nalezingen.
Als we al blijven leven.
Jehovah zorgt altijd voor je als je van hem houdt en hem gehoorzaamt.
Mannen als Peleth vertrouwden op Jehovah en bleven werken.
Sanballat sloeg z’n kamp op bij Jeruzalem...
zodat hij onze vorderingen in de gaten kon houden.
Nou, vertel op.
Mijn heer, de muur, hij is al tot op de helft van de hoogte hersteld.
Nu is het genoeg.
Gesem, hoe snel kun je een leger op de been brengen?
Een leger?
Mijn heer, Sanballat, een aanval op de Joden...
is een aanval op de koning.
-Waar heb je het over?
Hij heeft gelijk. Nehemia is door Artaxerxes gemachtigd.
Je weet hoe veel ruiters de koning meegestuurd heeft.
Ja, zou je dat ook zeggen als die ruiters nog hier waren?
Ze kunnen ook terugkomen.
-Onzin. Vergeet die ruiters.
Dit is mijn provincie.
Hier bepaal ik wat er gebeurt.
We moeten ze bedreigen.
Gesem, jij komt met het Samaritaanse leger vanaf deze kant.
Ze willen ons aanvallen.
Hoe weet je dat?
-Ik hoorde ze praten.
Broeders, rustig. Hebben ze al iemand aangevallen?
Dat moet wel. Hij heeft iets gezien.
Ga je zitten wachten tot ze ons vermoorden?
Nee, natuurlijk niet.
Hanani.
Stel per familie mannen op bij alle onbeschutte plekken.
-Ja, Nehemia.
Dat wordt niks.
Broeders, als we ons door hun dreigementen laten afschrikken, bereiken ze hun doel.
Zie je niet dat het geen zin heeft? Ze haten wat we doen. Ze haten ons.
Jij hoeft niet met ze te leven en te werken, zoals wij.
Broeders, waar is jullie geloof? Het is Jehovah’s wil dat we deze muur bouwen.
Als het echt Jehovah’s wil is, waarom krijgen we dan zo veel tegenstand?
Misschien is dit nog niet het goede moment.
Het is gewoon te veel. We kunnen niet meer.
Waarom hebben we eigenlijk een muur nodig?
Om Jehovah’s volk te beschermen.
Broeders, wees niet bang voor ze.
Denk aan Jehovah, die groot en ontzagwekkend is...
en vecht voor jullie broers...
jullie zonen en jullie dochters...
jullie vrouwen en jullie huizen.
Dus als jullie het geluid horen van de hoorn, kom dan allemaal naar ons toe.
Onze God zal voor ons strijden.
Let op dit signaal.
De bedreigingen werken niet.
Het volgende geluid dat ze horen is onze strijdkreet.
-Wacht. Hier hebben we het al over gehad.
Een directe aanval komt neer op opstand. En ze zijn gewapend.
Wacht. Mijn heer, Gesem heeft gelijk. Hier komen we nooit mee weg.
Weet je nog wie Nehemia aangesteld heeft? De koning.
De koning van Perzië, om precies te zijn.
Nehemia werpt zich op als koning.
Ik stel voor dat we Nehemia van opstand beschuldigen.
Geniaal.
Ja. Hij zal smeken om onze hulp.
Laten we teruggaan naar Samaria.
Hanani.
Je ziet eruit alsof je hebt gewerkt.
En zo ruik ik vast ook.
-Ja, inderdaad.
Broeders.
We zijn al een heel eind opgeschoten met de muur.
Jehovah helpt ons, maar we mogen onze handen nu niet laten verslappen.
Vanaf nu overnachten we binnen Jeruzalem. We zullen om de beurt waken.
Hanani zal jullie indelen.
Goed gewerkt vandaag.
Iedereen werkte hard aan de muur.
Maar we kregen met nog meer uitdagingen te maken.
Broeders, wat kan ik voor jullie doen?
Nehemia, we hebben veel zonen en dochters.
We hebben voedsel nodig om in leven te blijven.
We hebben onze velden, wijngaarden en huizen gegeven...
als onderpand voor graan nu er schaarste is.
Wij gebruikten die als onderpand om schatting aan de koning te kunnen betalen.
En wij hebben sommigen van onze kinderen als slaaf moeten verkopen.
We staan machteloos, want onze velden en wijngaarden zijn van anderen.
Goed dat jullie dit verteld hebben. Ik moet dit overdenken.
Bedankt.
Hanani, zeg tegen alle edelen en bestuurders dat ze morgenvroeg meteen bij me komen.
Met Gods hulp kunnen we dit oplossen.
Mannen van Juda, jullie vragen allemaal rente van jullie broeders.
Jullie zouden je moeten schamen.
Moeten jullie niet leven in ontzag voor onze God?
Anders kunnen de volken, onze vijanden, ons bespotten.
Laten we alsjeblieft stoppen met dit lenen tegen rente.
Geef ze alsjeblieft hun velden, wijngaarden, olijfbomen, huizen...
en rente terug.
Nehemia, ik zal de velden vandaag teruggeven.
We zullen alles aan onze broeders teruggeven.
Zweren jullie dit voor Jehovah?
Ja.
Laat de ware God elke man uitschudden die zich niet aan deze belofte houdt.
Amen.
Mesullam, ik denk dat we dit aan Tobia moeten vertellen.
Dit zal slagen. Jehovah zal het zegenen.
Raham. Ik heb goed nieuws.
-O ja?
Ja. We hebben de huur.
-O?
Kom maar een keer langs.
Maar ik dacht dat... en Simcha dan?
Die blijft bij ons.
Hoe kom je zo snel aan die huur?
Jehovah zorgt altijd voor wie van hem houden en hem gehoorzamen.
Sinds Nehemia is gekomen, gaat alles steeds beter.
Nehemia denkt dat we nog net zo jong zijn als toen we hier kwamen met Ezra.
Ik heb hard gewerkt.
Nu doet hij of alles uit de hemel is gevallen
en we het alleen maar hoeven op te rapen.
Ik heb er toch hard voor gewerkt?
-Ja, je hebt hard gewerkt.
Als ik m’n velden teruggeef, wat moet ik dan eten? Wat moet ik dan drinken?
Wat is er mis met rente? Je leent iets, je betaalt met rente.
Jehovah wil dat we onze broeders eerlijk behandelen.
-Hoor je niet wat ik zeg?
Ik behandel iedereen eerlijk.
Waarom ben je dan zo boos?
-Ik ben niet boos.
Waarom praat je dan zo tegen mij?
-Ik voel me gewoon verraden.
Door wie?
-Door de mensen aan wie ik geld heb geleend.
Wat kan ik daaraan doen?
Doen wat een vrouw hoort te doen. Geef me een zoon. Of anders een dochter.
Ik kan je niet geven wat Jehovah ons niet geeft.
Op een dag is het te laat.
Mijn heer, Sanballat.
-Ja, wat?
De gaten in de muur zijn gerepareerd.
Hoe hebben ze dat zo snel voor elkaar gekregen?
Ik heb ook nog een brief voor Tobia.
Nehemia dwingt iedereen z’n velden terug te geven aan de eerste eigenaar.
De tijd dringt.
-Genoeg.
Zeg tegen Nehemia:
Kom, laten we een tijd afspreken om elkaar te ontmoeten in het Onodal.
Ze willen me hier weglokken en me iets aandoen.
Zeg tegen je meester: Ik ben bezig met een groot project en ik kan niet komen.
Want het werk zou stil komen te liggen als ik naar jullie toe kom.
Ze stuurden me steeds weer dezelfde boodschap.
En ik gaf ze elke keer hetzelfde antwoord.
Mijn heer, hij heeft uw aanbod voor de vierde keer afgeslagen.
Gesem, het is tijd voor jouw plan.
Tobia, schrijf dit op:
Onder de volken gaat het verhaal, en ook Gesem zegt het...
dat u met de Joden plannen maakt om in opstand te komen.
Daarom bent u de muur aan het bouwen.
Ja?
Geef dit aan Nehemia.
Zeg tegen je meester:
Niets van wat u zegt is gebeurd. U hebt het zelf verzonnen.
Ze bluffen. Ze willen dat we bang worden en ermee stoppen.
Ja, ze weten dat de koning z’n besluit niet gaat veranderen.
Maar geloof me, ze geven niet op.
Jehovah, alstublieft, sterk mijn handen.
Hoe kunnen we hem tegenhouden? We hebben niet veel tijd meer.
De muur is bijna af.
Sanballat.
Ik heb een idee.
Semaja, je wilde me spreken?
-Ja.
Vlug.
Je bent in groot gevaar. En ik ook omdat ik ervan weet.
Wat bedoel je, gevaar?
Ze willen je ’s nachts vermoorden.
We moeten naar de tempel vluchten en de deuren sluiten.
Semaja, moet een man als ik vluchten?
-Je begrijpt het niet.
Wat zou dat doen met de moraal van het volk?
-Het is de enige veilige plek.
Trouwens, ik ben geen priester.
Als ik de tempel in ga, is dat een reden om me te doden. Dat doe ik niet.
Dat zou een domme beslissing zijn.
Ik snap het al. Tobia en Sanballat zitten hierachter, hè?
Je bent een huichelaar. Mag Jehovah ze straffen...
en alle valse profeten die steeds proberen me bang te maken.
Kom Hanani, er is werk te doen.
We werkten dag en nacht.
Voor we het wisten, waren we bezig met de afwerking van het laatste deel van de muur.
Jehovah hielp ons het onmogelijke te doen.
We waren moe.
Maar we voelden iets wat we lang niet hadden gevoeld:
vreugde.
Nehemia, de muur is af.
’t Zit erop.
-Ja, en in 52 dagen.
Mijn heer, dit komt van Semaja.
Wat staat erin?
De muur is af. Alleen de poorten moeten er nog in.
Sanballat, we moeten snel zijn.
Stop ermee, Tobia.
Nee, het kan nog. Schrijf die brief aan de koning.
Heb je het niet door?
God helpt de Joden.
Het is over.
We zullen onze greep op ze verliezen.
Dit is niet over.
De herbouw van de muren was nog maar het begin.
We zouden Gods hulp nog hard nodig hebben bij alles wat ons nog te wachten stond.