00:00:40
Hé Sofie, wat zit je te lezen?
-Uh...00:00:44
00:00:44
Hé, geef m’n muts terug.
Geef terug. Die is van mij!00:00:50
00:01:58
Ik vind Nikki zo zielig.
Haar oma is doodgegaan.00:02:03
00:02:03
Ik wou haar over Jehovah vertellen,
maar ik durfde niet.00:02:07
00:02:08
Ik wou dat ik moediger was.
-Sofie, je kunt moedig zijn.00:02:14
00:02:17
Weet je wat? We kunnen samen
een projectje gaan doen.00:02:22
00:02:22
Laten we eens kijken.
Het gaat over een klein meisje.00:02:26
00:02:30
Zij had ook moed nodig.
-Hé, ze lijkt op mij.00:02:35
00:02:35
Ze lijkt heel veel op jou.
-Hoe heet ze dan?00:02:38
00:02:39
Uh, dat zegt de Bijbel niet.00:02:43
00:02:43
Staat ze in de Bijbel?
-Ja.00:02:47
00:02:47
Waarom is ze bang?
-Ze woont niet thuis, maar heel ver weg...00:02:53
00:02:53
tussen mensen die niet van Jehovah houden.00:02:56
00:02:58
Ze werd ontvoerd...00:03:01
00:03:01
en toen moest ze hard werken
in het huis van Naäman, een aanvoerder van het leger.00:03:06
00:03:11
Het leven als slaaf was heel zwaar,
vooral voor een klein meisje.00:03:18
00:03:23
Naäman was machtig en voor niemand bang.00:03:27
00:03:29
Hij had al veel vijanden verslagen.00:03:32
00:03:34
Maar nu was hij ziek. De ziekte was
als een vijand die hij niet kon verslaan.00:03:41
00:03:41
In het hele land was er niemand
die hem kon helpen.00:03:45
00:03:55
Wat doe jij hier? Ga aan je werk!00:03:59
00:04:08
De meester is erg ziek.00:04:10
00:04:10
Er is geen hoop meer voor hem.
Geen enkele god kan hem genezen.00:04:15
00:04:15
Jehovah wel.
-Wat zei je daar?00:04:17
00:04:17
Uh, ik zei: Jehovah.00:04:19
00:04:19
Noem die naam nooit meer!
Weet je niet waar je bent?00:04:23
00:04:23
Wij willen jouw God van Israël niet.00:04:26
00:04:26
Dit zijn onze goden!00:04:28
00:04:34
Maar, ik zei alleen maar...
-Jij moet je mond leren houden!00:04:39
00:04:58
Papa, papa.
-Nee!00:05:02
00:05:03
Je vader is ziek.00:05:05
00:05:07
Nee, ik wil bij papa. Alsjeblieft.
-Sorry, schatje.00:05:14
00:05:19
Oh, lieverd.00:05:21
00:05:23
Meester, ik weet wel wat helpt.00:05:26
00:05:26
Wat?00:05:27
00:05:28
Noem die naam nooit meer! -Jij moet je mond leren houden!00:05:32
00:05:36
Uh, wilt u misschien nog iets eten?00:05:40
00:05:41
Is goed.00:05:43
00:05:55
Jehovah, ik ben bang.00:05:59
00:05:59
Ik mis mama en papa.00:06:01
00:06:02
Mama zei dat ik u altijd
om hulp kon vragen...00:06:05
00:06:05
maar ik mag hier van niemand
over u praten.00:06:09
00:06:09
Jehovah, u kunt m’n meester helpen.00:06:13
00:06:13
Als hij beter is,
kan hij weer met z’n kinderen spelen.00:06:17
00:06:18
Help me om moedig te zijn
en te vertellen over u.00:06:22
00:06:40
Noem die naam nooit meer! -Jij moet je mond leren houden!00:06:45
00:06:50
Ik weet wie er kan helpen.
-Wie?00:06:53
00:06:53
Jehovah, de God van Israël, mijn God.00:06:57
00:06:57
Zijn profeet kan hem echt genezen.00:07:00
00:07:01
Hij moet naar ’m toe.00:07:03
00:07:42
Mevrouw, mevrouw...00:07:45
00:07:53
De meester is weer terug!00:07:55
00:08:05
Je bent genezen.
-Papa, papa.00:08:09
00:08:09
Oh, m’n liefje.
-Mag ik nu een knuffel?00:08:11
00:08:11
Tuurlijk, kom hier. Kom hier, jongen.00:08:15
00:08:15
O, papa, ik heb je zo gemist.00:08:19
00:08:25
Nu weet ik dat er geen andere god bestaat,
alleen Jehovah.00:08:31
00:08:33
Dankjewel meisje,
dat je me over hem hebt verteld.00:08:37
00:08:50
Ze wist niet wat er ging gebeuren
als ze over Jehovah vertelde...00:08:54
00:08:54
maar ze wist dat wat er ook gebeurde,
Jehovah haar zou helpen.00:09:01
00:09:01
En Jehovah zal jou ook helpen, Sofie.00:09:04
00:09:05
Ik word nooit zo moedig als zij.00:09:07
00:09:07
Natuurlijk wel, Sofie!
Je moet alleen wat oefenen...00:09:12
00:09:12
en dan ben jij ook moedig.00:09:15
00:09:15
Wat doen we ook alweer vanavond?
-Gezinsaanbidding?00:09:19
00:09:19
Precies. Misschien kunnen we vanavond
doen alsof we in de klas zitten.00:09:24
00:09:26
Dan ben ik Nikki.00:09:28
00:09:30
En papa en David zijn de andere kinderen.00:09:33
00:09:40
Dan oefen je met ons
hoe je moedig kunt zijn...00:09:43
00:09:43
en dan weet je morgen precies
wat je tegen Nikki kunt zeggen.00:09:48
00:09:58
Ik dacht dat ik niet moedig kon zijn,
maar ik heb veel van het Hebreeuwse meisje geleerd.00:10:04
00:10:04
Ze was net als ik, en Jehovah hielp haar
om moedig te zijn.00:10:10
00:10:10
Wat erg van je oma.00:10:12
00:10:13
Ik heb iets voor je.
Dan voel je je misschien wat beter.00:10:17
00:10:19
Dankjewel. Doei.
-Dag.00:10:24
00:10:34
Hé Timmy, wil je zien
wat ik in de bus zat te lezen?00:10:37
00:10:37
Leuk.
-Dit boek gaat over Jehovah.00:10:41
00:10:41
Jehovah?
-Ja, dat is Gods naam.00:10:44
00:10:44
Het gaat over een mooie toekomst voor de aarde.
Het heeft een heleboel plaatjes en gaat over God.00:10:50
00:10:50
Wow, dat is cool. Bedankt.
-Doei.00:10:53
00:10:53
Ik wil op school over Jehovah vertellen.00:10:57
00:10:57
Als ik weer een keertje bang ben,
weet ik dat hij me zal helpen...00:11:02
00:11:03
want hij is mijn Vriend.00:11:06
Jehovah zal je helpen moedig te zijn
-
Jehovah zal je helpen moedig te zijn
Hé Sofie, wat zit je te lezen?
-Uh...
Hé, geef m’n muts terug.
Geef terug. Die is van mij!
Ik vind Nikki zo zielig.
Haar oma is doodgegaan.
Ik wou haar over Jehovah vertellen,
maar ik durfde niet.
Ik wou dat ik moediger was.
-Sofie, je kunt moedig zijn.
Weet je wat? We kunnen samen
een projectje gaan doen.
Laten we eens kijken.
Het gaat over een klein meisje.
Zij had ook moed nodig.
-Hé, ze lijkt op mij.
Ze lijkt heel veel op jou.
-Hoe heet ze dan?
Uh, dat zegt de Bijbel niet.
Staat ze in de Bijbel?
-Ja.
Waarom is ze bang?
-Ze woont niet thuis, maar heel ver weg...
tussen mensen die niet van Jehovah houden.
Ze werd ontvoerd...
en toen moest ze hard werken
in het huis van Naäman, een aanvoerder van het leger.
Het leven als slaaf was heel zwaar,
vooral voor een klein meisje.
Naäman was machtig en voor niemand bang.
Hij had al veel vijanden verslagen.
Maar nu was hij ziek. De ziekte was
als een vijand die hij niet kon verslaan.
In het hele land was er niemand
die hem kon helpen.
Wat doe jij hier? Ga aan je werk!
De meester is erg ziek.
Er is geen hoop meer voor hem.
Geen enkele god kan hem genezen.
Jehovah wel.
-Wat zei je daar?
Uh, ik zei: Jehovah.
Noem die naam nooit meer!
Weet je niet waar je bent?
Wij willen jouw God van Israël niet.
Dit zijn onze goden!
Maar, ik zei alleen maar...
-Jij moet je mond leren houden!
Papa, papa.
-Nee!
Je vader is ziek.
Nee, ik wil bij papa. Alsjeblieft.
-Sorry, schatje.
Oh, lieverd.
Meester, ik weet wel wat helpt.
Wat?
<i>Noem die naam nooit meer!</i>
<i>-Jij moet je mond leren houden!</i>
Uh, wilt u misschien nog iets eten?
Is goed.
Jehovah, ik ben bang.
Ik mis mama en papa.
Mama zei dat ik u altijd
om hulp kon vragen...
maar ik mag hier van niemand
over u praten.
Jehovah, u kunt m’n meester helpen.
Als hij beter is,
kan hij weer met z’n kinderen spelen.
Help me om moedig te zijn
en te vertellen over u.
<i>Noem die naam nooit meer!</i>
<i>-Jij moet je mond leren houden!</i>
Ik weet wie er kan helpen.
-Wie?
Jehovah, de God van Israël, mijn God.
Zijn profeet kan hem echt genezen.
Hij moet naar ’m toe.
Mevrouw, mevrouw...
De meester is weer terug!
Je bent genezen.
-Papa, papa.
Oh, m’n liefje.
-Mag ik nu een knuffel?
Tuurlijk, kom hier. Kom hier, jongen.
O, papa, ik heb je zo gemist.
Nu weet ik dat er geen andere god bestaat,
alleen Jehovah.
Dankjewel meisje,
dat je me over hem hebt verteld.
Ze wist niet wat er ging gebeuren
als ze over Jehovah vertelde...
maar ze wist dat wat er ook gebeurde,
Jehovah haar zou helpen.
En Jehovah zal jou ook helpen, Sofie.
Ik word nooit zo moedig als zij.
Natuurlijk wel, Sofie!
Je moet alleen wat oefenen...
en dan ben jij ook moedig.
Wat doen we ook alweer vanavond?
-Gezinsaanbidding?
Precies. Misschien kunnen we vanavond
doen alsof we in de klas zitten.
Dan ben ik Nikki.
En papa en David zijn de andere kinderen.
Dan oefen je met ons
hoe je moedig kunt zijn...
en dan weet je morgen precies
wat je tegen Nikki kunt zeggen.
Ik dacht dat ik niet moedig kon zijn,
maar ik heb veel van het Hebreeuwse meisje geleerd.
Ze was net als ik, en Jehovah hielp haar
om moedig te zijn.
Wat erg van je oma.
Ik heb iets voor je.
Dan voel je je misschien wat beter.
Dankjewel. Doei.
-Dag.
Hé Timmy, wil je zien
wat ik in de bus zat te lezen?
Leuk.
-Dit boek gaat over Jehovah.
Jehovah?
-Ja, dat is Gods naam.
Het gaat over een mooie toekomst voor de aarde.
Het heeft een heleboel plaatjes en gaat over God.
Wow, dat is cool. Bedankt.
-Doei.
Ik wil op school over Jehovah vertellen.
Als ik weer een keertje bang ben,
weet ik dat hij me zal helpen...
want hij is mijn Vriend.
-